Door een app te ontwikkelen, hopen de onderzoekers beter zicht te krijgen op wat er zich tussen vriendinnen afspeelt. App je Happy richt zich in eerste instantie op meisjes van 13 tot en met 15 jaar en dient eigenlijk twee doelen, vertelt onderzoeker Patricia Vuijk, die vanuit de Hogeschool Rotterdam bij de ontwikkeling van de app betrokken is. “Het eerste doel is gedragsactivatie. De app helpt vriendinnen om minder te piekeren door meisjes te stimuleren samen meer leuke dingen te ondernemen, maar ook om bijvoorbeeld vrijwilligerswerk te gaan doen.”. Meisjes kiezen leuke activiteiten uit en de app wisselt deze uit met hun vriendinnetjes. Daarnaast helpt de app met het plannen en organiseren van de activiteit die de meisjes hebben gekozen. Wat kost het uitje, is er vervoer nodig – dat soort praktische zaken. “Dat klinkt misschien wat gek, maar we merken dat kinderen daar best nog wel eens moeite mee hebben”, zegt Vuijk.
Het tweede doel van de app is wat de onderzoeker omschrijft als het ‘oefenen van optimisme’. Dit gebeurt via het digitale dagboek dat onderdeel is van App je Happy. Het dagboek stelt ’s ochtend, ’s middags en ’s avonds een positieve vraag en geeft aan het einde van de dag de kans om op de dag terug te blikken en met zowel een cijfer als een emoji te beoordelen. Voorbeelden van positieve vragen zijn bijvoorbeeld ‘Als je jezelf nu een compliment zou mogen geven, wat zou je dan tegen jezelf zeggen?’ en ‘Wat was het leukste moment van je dag?’ De app helpt daarnaast om positiever tegen ‘de dag van morgen’ aan te kijken door vragen als ‘Schrijf eens op wat je morgen kunt doen om je dag leuk te maken’. De app geeft meisjes zo meer regie over hun eigen mindset en die van hun vriendinnetjes.
“Door meisjes zo op hun dagen te laten reflecteren, hopen we dat ze een positievere mindset ontwikkelen, steeds beter leren wat de relatie is tussen positieve emoties en de activiteiten die ze eerder die dag of week hebben ondernomen en met hun vriendinnen meer over positieve emoties en positieve herinneringen en gebeurtenissen gaan praten. Zo leren ze hopelijk hoe ze daar zelf invloed op kunnen hebben”, zegt Vuijk.