OPINIE – Dat de zomer van 2020 anders dan anders wordt, is al enige tijd duidelijk. Met de nieuwste coronamaatregelen van het kabinet, kan door nog een zomers tafereel een definitieve streep: het festival. Dat is allereerst verschrikkelijk voor de organisaties en werknemers die in deze sector actief zijn. Wat onderbelicht blijft, is dat het óók gevolgen heeft voor de Nederlandse innovatiekracht op noodzakelijke thema’s als circulariteit en duurzaamheid. Door ondernemers een plek te bieden om prototypes te testen, spelen festivals op innovatiegebied namelijk een steeds grotere rol.
Nederland is een echt festivalland. Van het Drentse Schipborg tot het Limburgse Landgraaf: op de meer dan duizend festivals die ons land kent, komen jaarlijks meer dan 26 miljoen bezoekers af. Volgens onderzoek van KPMG zorgt de festivalsector met een omzet van zo’n anderhalf miljard euro voor een aanzienlijke economische bijdrage. Om over de sociale en culturele contributie, een stuk lastiger in cijfers uit te drukken, nog maar te zwijgen. Bovenal is de innovatieve voetafdruk van festivals groot. En fungeert de festivalzomer meer en meer als het moment waarop startups de laatste stap naar de markt weten te zetten.
Perfecte testomgeving
Dat zit zo: festivals zijn tijdelijke micromaatschappijen. En daarmee de perfecte testomgeving, ook wel ‘living lab’, voor innovatieve prototypes en diensten. Ga maar na. Je vindt er vergelijkbare uitdagingen als waar pak ‘m beet een middelgrote stad mee te maken heeft, op thema’s als afval en energie tot water en voedsel. Met artiesten, crew en bezoekers zijn er tal van potentiële eindgebruikers. De organisatoren zijn tot in hun vezels flexibel, al is het maar om adequaat met een onverwachte hoosbui of uitgevallen generator om te kunnen gaan, en daarmee ideale samenwerkingspartners. Dat er een hek omheen staat, garandeert de voor tests zo belangrijke beslotenheid die helpt om waardevolle data op te halen.